Dutch
Detailed Translations for afgeweekt from Dutch to English
afgeweekt:
Translation Matrix for afgeweekt:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
soaked of | afgeweekt |
afweken:
Conjugations for afweken:
o.t.t.
- week af
- weekt af
- weekt af
- weken af
- weken af
- weken af
o.v.t.
- weekte af
- weekte af
- weekte af
- weekten af
- weekten af
- weekten af
v.t.t.
- heb afgeweekt
- hebt afgeweekt
- heeft afgeweekt
- hebben afgeweekt
- hebben afgeweekt
- hebben afgeweekt
v.v.t.
- had afgeweekt
- had afgeweekt
- had afgeweekt
- hadden afgeweekt
- hadden afgeweekt
- hadden afgeweekt
o.t.t.t.
- zal afweken
- zult afweken
- zal afweken
- zullen afweken
- zullen afweken
- zullen afweken
o.v.t.t.
- zou afweken
- zou afweken
- zou afweken
- zouden afweken
- zouden afweken
- zouden afweken
diversen
- week af!
- weekt af!
- afgeweekt
- afwekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afweken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
soak | dronkaard; dronkelap; dronkeman; zatlap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
soak | afweken | doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; in de week zetten; inweken; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken |
soak off | afstomen; afweken; losweken | |
soften off | afweken |