Dutch
Detailed Translations for afwaarderen from Dutch to English
afwaarderen:
-
afwaarderen (devalueren)
Conjugations for afwaarderen:
o.t.t.
- waardeer af
- waardeert af
- waardeert af
- waarderen af
- waarderen af
- waarderen af
o.v.t.
- waardeerde af
- waardeerde af
- waardeerde af
- waardeerden af
- waardeerden af
- waardeerden af
v.t.t.
- ben afgewaardeerd
- bent afgewaardeerd
- is afgewaardeerd
- zijn afgewaardeerd
- zijn afgewaardeerd
- zijn afgewaardeerd
v.v.t.
- was afgewaardeerd
- was afgewaardeerd
- was afgewaardeerd
- waren afgewaardeerd
- waren afgewaardeerd
- waren afgewaardeerd
o.t.t.t.
- zal afwaarderen
- zult afwaarderen
- zal afwaarderen
- zullen afwaarderen
- zullen afwaarderen
- zullen afwaarderen
o.v.t.t.
- zou afwaarderen
- zou afwaarderen
- zou afwaarderen
- zouden afwaarderen
- zouden afwaarderen
- zouden afwaarderen
diversen
- waardeer af!
- waardeert af!
- afgewaardeerd
- afwaarderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afwaarderen (devalueren)
Translation Matrix for afwaarderen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
devaluating | afwaarderen; devalueren | |
take off in value | afwaarderen; devalueren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bring down | afwaarderen; devalueren | naar beneden brengen; neerbrengen; neerhalen; neerleggen; neersabelen; omlaagbrengen; onderuit halen; ten val brengen; wippen |
devaluate | afwaarderen; devalueren |
External Machine Translations: