Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afweken:
  2. afwijken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afweken from Dutch to English

afweken:

afweken verb (week af, weekt af, weekte af, weekten af, afgeweekt)

  1. afweken
    soften off; to soak
  2. afweken (losweken; afstomen)
    to soak off
    • soak off verb (soaks off, soaked off, soaking off)

Conjugations for afweken:

o.t.t.
  1. week af
  2. weekt af
  3. weekt af
  4. weken af
  5. weken af
  6. weken af
o.v.t.
  1. weekte af
  2. weekte af
  3. weekte af
  4. weekten af
  5. weekten af
  6. weekten af
v.t.t.
  1. heb afgeweekt
  2. hebt afgeweekt
  3. heeft afgeweekt
  4. hebben afgeweekt
  5. hebben afgeweekt
  6. hebben afgeweekt
v.v.t.
  1. had afgeweekt
  2. had afgeweekt
  3. had afgeweekt
  4. hadden afgeweekt
  5. hadden afgeweekt
  6. hadden afgeweekt
o.t.t.t.
  1. zal afweken
  2. zult afweken
  3. zal afweken
  4. zullen afweken
  5. zullen afweken
  6. zullen afweken
o.v.t.t.
  1. zou afweken
  2. zou afweken
  3. zou afweken
  4. zouden afweken
  5. zouden afweken
  6. zouden afweken
diversen
  1. week af!
  2. weekt af!
  3. afgeweekt
  4. afwekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afweken:

NounRelated TranslationsOther Translations
soak dronkaard; dronkelap; dronkeman; zatlap
VerbRelated TranslationsOther Translations
soak afweken doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; in de week zetten; inweken; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
soak off afstomen; afweken; losweken
soften off afweken

afweken form of afwijken:

afwijken verb (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)

  1. afwijken (verschillen)
    to deviate; to differ from
    • deviate verb (deviates, deviated, deviating)
    • differ from verb (differs from, differed from, differing from)

Conjugations for afwijken:

o.t.t.
  1. wijk af
  2. wijkt af
  3. wijkt af
  4. wijken af
  5. wijken af
  6. wijken af
o.v.t.
  1. week af
  2. week af
  3. week af
  4. weken af
  5. weken af
  6. weken af
v.t.t.
  1. ben afgeweken
  2. bent afgeweken
  3. is afgeweken
  4. zijn afgeweken
  5. zijn afgeweken
  6. zijn afgeweken
v.v.t.
  1. was afgeweken
  2. was afgeweken
  3. was afgeweken
  4. waren afgeweken
  5. waren afgeweken
  6. waren afgeweken
o.t.t.t.
  1. zal afwijken
  2. zult afwijken
  3. zal afwijken
  4. zullen afwijken
  5. zullen afwijken
  6. zullen afwijken
o.v.t.t.
  1. zou afwijken
  2. zou afwijken
  3. zou afwijken
  4. zouden afwijken
  5. zouden afwijken
  6. zouden afwijken
diversen
  1. wijk af!
  2. wijkt af!
  3. afgeweken
  4. afwijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afwijken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
deviate afwijken; verschillen
differ from afwijken; verschillen

Related Definitions for "afwijken":

  1. anders zijn1
    • deze kleur wijkt af van die andere kleur1
  2. je ergens niet aan houden1
    • we zijn van het plan afgeweken1

Wiktionary Translations for afwijken:

afwijken
verb
  1. niet de gangbare norm volgen
afwijken
verb
  1. not to have the same characteristics
  2. To go off course from; to change course; to change plans
  3. deviate, transgress
noun
  1. act of deviating

Cross Translation:
FromToVia
afwijken deviate; turn; deflect; divert; aberrate dévier — Se détourner, être détourné de sa direction.