Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. alleenspraken:
  2. alleenspraak:


Dutch

Detailed Translations for alleenspraken from Dutch to English

alleenspraken:

alleenspraken [de ~] noun, plural

  1. de alleenspraken
    the monologues

Translation Matrix for alleenspraken:

NounRelated TranslationsOther Translations
monologues alleenspraken

Related Words for "alleenspraken":


alleenspraken form of alleenspraak:

alleenspraak [de ~] noun

  1. de alleenspraak (monoloog)
    the monologue; the soliloque

Translation Matrix for alleenspraak:

NounRelated TranslationsOther Translations
monologue alleenspraak; monoloog
soliloque alleenspraak; monoloog

Related Words for "alleenspraak":