Summary
Dutch to English: more detail...
- ankeren:
-
Wiktionary:
- ankeren → anchor
- ankeren → cast anchor, drop anchor, moor, anchor
Dutch
Detailed Translations for ankerden from Dutch to English
ankerden form of ankeren:
-
ankeren
-
ankeren
Conjugations for ankeren:
o.t.t.
- anker
- ankert
- ankert
- ankeren
- ankeren
- ankeren
o.v.t.
- ankerde
- ankerde
- ankerde
- ankerden
- ankerden
- ankerden
v.t.t.
- ben geankerd
- bent geankerd
- is geankerd
- zijn geankerd
- zijn geankerd
- zijn geankerd
v.v.t.
- was geankerd
- was geankerd
- was geankerd
- waren geankerd
- waren geankerd
- waren geankerd
o.t.t.t.
- zal ankeren
- zult ankeren
- zal ankeren
- zullen ankeren
- zullen ankeren
- zullen ankeren
o.v.t.t.
- zou ankeren
- zou ankeren
- zou ankeren
- zouden ankeren
- zouden ankeren
- zouden ankeren
diversen
- anker!
- ankert!
- geankerd
- ankerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ankeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
anchor | anker; bladwijzer; muuranker; objectanker; steun; steunpilaar; toeverlaat | |
anchoring | ankeren | |
casting anchor | ankeren | |
dropping anchor | ankeren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anchor | ankeren | aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; verankeren |
cast anchor | ankeren |
Related Words for "ankeren":
Wiktionary Translations for ankeren:
ankeren
Cross Translation:
verb
ankeren
-
het anker uitgooien met de bedoeling het schip hiermede aan de bodem van het vaarwater vast te leggen, voor anker gaan, voor anker leggen
- ankeren → anchor
verb
-
to hold an object to a fixed point
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ankeren | → cast anchor; drop anchor | ↔ ankern — den Anker auswerfen |
• ankeren | → moor; anchor | ↔ ancrer — (vieilli) marine|fr jeter l’ancre. |