Dutch

Detailed Translations for baisse from Dutch to English

baisse:

baisse [de ~ (v)] noun

  1. de baisse (prijsdaling; prijsverlaging; deflatie)
    the reduction; the rebate; the discount; the drop in prices; the price-cut; the fall; the weakness; the sell short; the recession; the softness

Translation Matrix for baisse:

NounRelated TranslationsOther Translations
discount baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging disconto; discount; discountwinkel; discountzaak; korting; prijsverlaging; rabat; reductie
drop in prices baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging koersdaling; koersverlaging
fall baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging achteruitgang; afname; daling; herfst; herfsttijd; instorting; inzinking; landing; minder worden; najaar; neervallen; terechtkomen; teruggang; terugloop; val; vermindering
price-cut baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging
rebate baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging aftrek; aftrekking; deductie; korting; prijsverlaging; rabat; reductie; vermindering
recession baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging malaise; recessie; slapheid; slapte
reduction baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; herleiding; inkorting; inkrimping; inname; kleiner maken; korting; kostenbesparing; prijsvermindering; rabat; reduceren; reductie; simplificatie; vereenvoudiging; verkleining; verkorting; vernedering
sell short baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging
softness baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging weekheid; zachtheid
weakness baisse; deflatie; prijsdaling; prijsverlaging flauwheid; krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; weekte; zachtheid; zonder veel smaak; zwak punt; zwakheid; zwakte
VerbRelated TranslationsOther Translations
discount disconteren
fall bezwijken; doodgaan; erin vallen; flikkeren; heengaan; inslapen; kelderen; kiepen; kieperen; omkomen; ondergaan; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; raken; sneuvelen; sodemieteren; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; ten val komen; terechtkomen; treffen; tuimelen; vallen; wegvallen; zakken

Related Words for "baisse":

  • baisses