Verb | Related Translations | Other Translations |
close
|
|
afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
muggy
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
benauwd; broeierig; zwoel
|
musty
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
muf; stoffig
|
stale
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
belegen; muf; onfris; oubakken; oud; oudbakken; plat; stoffig; verschaald
|
stifling
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
adembenemend; verstikkend
|
stuffy
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
benauwd; broeierig; muf; stoffig; zwoel
|
sultry
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
benauwd; broeierig; zwoel
|
sweltering
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
benauwd; broeiend; broeierig; zwoel
|
Adverb | Related Translations | Other Translations |
close
|
|
dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
close
|
bedompt; benauwd; drukkend; muf
|
effen; egaal; eindig; gehecht; gelijk; geslepen; glad; plat; rakelings; strak; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; vlak; vlakuit; voorbijgaand
|