Summary
Dutch
Detailed Translations for beklad from Dutch to English
beklad:
Translation Matrix for beklad:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
blotched | beklad | |
plastered | beklad | bepleisterd |
bekladden:
Conjugations for bekladden:
o.t.t.
- beklad
- bekladt
- bekladt
- bekladden
- bekladden
- bekladden
o.v.t.
- bekladde
- bekladde
- bekladde
- bekladden
- bekladden
- bekladden
v.t.t.
- heb beklad
- hebt beklad
- heeft beklad
- hebben beklad
- hebben beklad
- hebben beklad
v.v.t.
- had beklad
- had beklad
- had beklad
- hadden beklad
- hadden beklad
- hadden beklad
o.t.t.t.
- zal bekladden
- zult bekladden
- zal bekladden
- zullen bekladden
- zullen bekladden
- zullen bekladden
o.v.t.t.
- zou bekladden
- zou bekladden
- zou bekladden
- zouden bekladden
- zouden bekladden
- zouden bekladden
diversen
- beklad!
- bekladt!
- beklad
- bekladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bekladden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
blot | moesje; nop; spat; spatje; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje | |
daub | flard; homp; lap; lor; prul; vod; vodje | |
plaster | bik; gips; gruis; hechtpleister; kleefpleister; macadam; metselspecie; mortel; pleister; puin; split; steengruis; steenslag; stuc | |
smear | uitstrijkje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blot | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen | kladderen; kliederen; klodderen |
daub | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen | kladderen; kliederen; klodderen |
plaster | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen | bepleisteren; pleisteren; stukadoren; van pleister voorzien |
smear | bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen | afreizen; heengaan; inoliën; invetten; oliën; smeren; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken |
Wiktionary Translations for bekladden:
bekladden
verb
-
smear, stain or smudge
-
To tarnish; to debase