Dutch

Detailed Translations for benauwder from Dutch to English

benauwder form of benauwd:


Translation Matrix for benauwd:

NounRelated TranslationsOther Translations
review beoordeling; bespreking; boekbespreking; herstelling van materiaal; kritiek; recensie; revisie; revue
VerbRelated TranslationsOther Translations
close afsluiten; dichtdoen; dichten; dichtgaan; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; sluiten; stoppen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; toevallen; zich sluiten
review bediscussiëren; bepraten; bespreken; controleren; doorpraten; doorspreken; hervormen; herzien; onderwerp behandelen; praten over; recenseren; reformeren; spreken over; terugblikken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
awkward benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bokkig; gebrekkig; gênant; hinderlijk; knullig; koppig; lastig; lastige; moeilijk; naar; niet makkelijk; onaangenaam; onbeholpen; ongelegen; ongemakkelijk; onhandig; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; opgelaten; pijnlijk; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; zeer doend; zwaar
critical benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend beslissend; delicaat; doorslaggevend; erg; ernstig; hachelijk; kritiek; kritisch; kwalijk; lastig; moeilijk; netelig; penibel; precair; problematisch; van bedenkelijke aard
muggy bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; zwoel
musty bedompt; benauwd; drukkend; muf muf; stoffig
painful benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend genant; pijnlijk; smartelijk; verdrietig makend; zeer doend
perilous benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend angstaanjagend; delicaat; gevaarlijk; hachelijk; halsbrekend; kritiek; lastig; levensgevaarlijk; netelig; penibel; precair; risicovol; riskant
precarious benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend delicaat; fijn van smaak; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
stale bedompt; benauwd; drukkend; muf belegen; muf; onfris; oubakken; oud; oudbakken; plat; stoffig; verschaald
stifling bedompt; benauwd; drukkend; muf adembenemend; verstikkend
stuffy bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; zwoel muf; stoffig
sultry bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; zwoel
sweltering bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; zwoel broeiend
worrisome benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend onrustbarend; piekerig; tobberig; verontrustend; zorgelijk; zorgwekkend; zwaartillend
- angstig; bang; muf
AdverbRelated TranslationsOther Translations
close dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
close bedompt; benauwd; drukkend; muf effen; egaal; eindig; gehecht; gelijk; geslepen; glad; plat; rakelings; strak; ternauwernood; vergankelijk; verknocht; vlak; vlakuit; voorbijgaand
hard benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend bikkelhard; hard; hardhandig; hardvochtig; ijzerhard; kalkachtig; kalkhoudend; keihard; kritisch; lastig; moeilijk; niet makkelijk; onbarmhartig; ongemakkelijk; ongenadig; onzacht; problematisch; ruw; staalhard; steenhard; zwaar
review benard; benauwd; ernstig; hachelijk; kritiek; penibel; zorgelijk; zorgwekkend

Related Words for "benauwd":

  • benauwdheid, benauwder, benauwdere, benauwdst, benauwdste

Synonyms for "benauwd":


Antonyms for "benauwd":


Related Definitions for "benauwd":

  1. voelen dat er iets ergs met je kan gebeuren1
    • hij was benauwd dat hij zijn baan zou verliezen1
  2. met te weinig adem1
    • ik heb het de laatste tijd erg benauwd1
  3. met te weinig frisse lucht1
    • het is benauwd hier in huis, doe een raam open!1

Wiktionary Translations for benauwd:

benauwd
adjective
  1. moeilijk ademend
  2. angstig
benauwd
adjective
  1. affected with, or expressing, gloom; melancholy

Cross Translation:
FromToVia
benauwd hot; humid schwüldas Wetter und die Luft betreffend: unangenehm heiß und feucht
benauwd oppressive; sultry; airless; stiffling; stuffy étouffant — Qui faire que l’on étouffer.

External Machine Translations: