Dutch
Detailed Translations for beporten from Dutch to English
beporten:
-
beporten (frankeren)
Conjugations for beporten:
o.t.t.
- beport
- beport
- beport
- beporten
- beporten
- beporten
o.v.t.
- beportte
- beportte
- beportte
- beportten
- beportten
- beportten
v.t.t.
- heb beport
- hebt beport
- heeft beport
- hebben beport
- hebben beport
- hebben beport
v.v.t.
- had beport
- had beport
- had beport
- hadden beport
- hadden beport
- hadden beport
o.t.t.t.
- zal beporten
- zult beporten
- zal beporten
- zullen beporten
- zullen beporten
- zullen beporten
o.v.t.t.
- zou beporten
- zou beporten
- zou beporten
- zouden beporten
- zouden beporten
- zouden beporten
diversen
- beport!
- beport!
- beport
- beportend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beporten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stamp | inktstempel; keur; kwaliteitsmerk; plakzegel; postzegel; stempel; waarborg; waarmerk; zegel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
prepay | beporten; frankeren | |
stamp | beporten; frankeren | afstempelen; bezegelen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; van zegel voorzien |