Dutch
Detailed Translations for berokken from Dutch to English
berokkenen:
-
berokkenen (veroorzaken; aandoen)
Conjugations for berokkenen:
o.t.t.
- berokken
- berokkent
- berokkent
- berokkenen
- berokkenen
- berokkenen
o.v.t.
- berokkende
- berokkende
- berokkende
- berokkenden
- berokkenden
- berokkenden
v.t.t.
- heb berokkend
- hebt berokkend
- heeft berokkend
- hebben berokkend
- hebben berokkend
- hebben berokkend
v.v.t.
- had berokkend
- had berokkend
- had berokkend
- hadden berokkend
- hadden berokkend
- hadden berokkend
o.t.t.t.
- zal berokkenen
- zult berokkenen
- zal berokkenen
- zullen berokkenen
- zullen berokkenen
- zullen berokkenen
o.v.t.t.
- zou berokkenen
- zou berokkenen
- zou berokkenen
- zouden berokkenen
- zouden berokkenen
- zouden berokkenen
diversen
- berokken!
- berokkent!
- berokkend
- berokkenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for berokkenen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cause | aanleiding; beweegreden; directe oorzaak; drijfveer; motief; motivatie; oorzaak; reden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cause | aandoen; berokkenen; veroorzaken | aandoen; aanrichten; aanstichten; teweegbrengen; veroorzaken; verwekken |
Wiktionary Translations for berokkenen:
berokkenen
verb
-
de oorzaak zijn van
- berokkenen → cause
External Machine Translations: