Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. beschikken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschikten from Dutch to English

beschikken:

beschikken [znw.] noun

  1. beschikken (voorschrijven; verordenen; bepalen)
    the prescribe; the determine; the requiring; the dictating; the declaring; the decreeing; the ordering

Translation Matrix for beschikken:

NounRelated TranslationsOther Translations
declaring bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
decreeing bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
determine bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven bepalen; vaststellen
dictating bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
ordering bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven bestellen
prescribe bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
requiring bepalen; beschikken; verordenen; voorschrijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
determine bepalen; bestemmen; definiëren; determineren; omschrijven; vaststellen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ordering bevelend

Related Definitions for "beschikken":

  1. ergens gebruik van kunnen maken1
    • je kunt de hele vakantie over mijn auto beschikken1

Wiktionary Translations for beschikken:

beschikken
verb
  1. beslissen, regelen
beschikken
verb
  1. to constitute; to ordain; to prescribe; to fix the time and place of