Dutch
Detailed Translations for besluipen from Dutch to English
besluipen:
Conjugations for besluipen:
o.t.t.
- besluip
- besluipt
- besluipt
- besluipen
- besluipen
- besluipen
o.v.t.
- besloop
- besloop
- besloop
- beslopen
- beslopen
- beslopen
v.t.t.
- heb beslopen
- hebt beslopen
- heeft beslopen
- hebben beslopen
- hebben beslopen
- hebben beslopen
v.v.t.
- had beslopen
- had beslopen
- had beslopen
- hadden beslopen
- hadden beslopen
- hadden beslopen
o.t.t.t.
- zal besluipen
- zult besluipen
- zal besluipen
- zullen besluipen
- zullen besluipen
- zullen besluipen
o.v.t.t.
- zou besluipen
- zou besluipen
- zou besluipen
- zouden besluipen
- zouden besluipen
- zouden besluipen
diversen
- besluip!
- besluipt!
- beslopen
- besluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
besluipen (bekruipen)
Translation Matrix for besluipen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ambush | hinderlaag; val; valstrik | |
coming over | bekruipen; besluipen | komst; overkomst |
stalk | halm; steel; stengel | |
stealing over | bekruipen; besluipen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ambush | bekruipen; besluipen; tijgeren | belagen |
stalk | bekruipen; besluipen; tijgeren |