Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. betrekken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for betrok from Dutch to English

betrok form of betrekken:

betrekken verb (betrek, betrekt, betrok, betrokken, betrokken)

  1. betrekken
    cloud over; to become overcast; to darken

Conjugations for betrekken:

o.t.t.
  1. betrek
  2. betrekt
  3. betrekt
  4. betrekken
  5. betrekken
  6. betrekken
o.v.t.
  1. betrok
  2. betrok
  3. betrok
  4. betrokken
  5. betrokken
  6. betrokken
v.t.t.
  1. heb betrokken
  2. hebt betrokken
  3. heeft betrokken
  4. hebben betrokken
  5. hebben betrokken
  6. hebben betrokken
v.v.t.
  1. had betrokken
  2. had betrokken
  3. had betrokken
  4. hadden betrokken
  5. hadden betrokken
  6. hadden betrokken
o.t.t.t.
  1. zal betrekken
  2. zult betrekken
  3. zal betrekken
  4. zullen betrekken
  5. zullen betrekken
  6. zullen betrekken
o.v.t.t.
  1. zou betrekken
  2. zou betrekken
  3. zou betrekken
  4. zouden betrekken
  5. zouden betrekken
  6. zouden betrekken
en verder
  1. ben betrokken
  2. bent betrokken
  3. is betrokken
  4. zijn betrokken
  5. zijn betrokken
  6. zijn betrokken
diversen
  1. betrek!
  2. betrekt!
  3. betrokken
  4. betrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for betrekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
become overcast betrekken
cloud over betrekken
darken betrekken verdonkeren; verduisteren; versomberen

Related Definitions for "betrekken":

  1. er gaan wonen1
    • wanneer betrek je het nieuwe huis?1
  2. erbij halen, erin mengen1
    • wij betrekken onze kinderen bij elke beslissing1
  3. kopen of halen1
    • waar betrek je die aardappels van?1
  4. met wolken bedekt1
    • de lucht is betrokken1

Wiktionary Translations for betrekken:

betrekken
verb
  1. bewolkt raken

Cross Translation:
FromToVia
betrekken include einbeziehentrennbar, transitiv: jemanden oder etwas zu einer Gruppe rechnen, in eine Gruppe hineinnehmen
betrekken entangle; implicate; ensnare; involve empêtrerengager dans des entraves, dans ce qui gêner. — note Il se dit proprement parler des pieds, des jambes.
betrekken entangle; implicate; ensnare; involve entortillerenvelopper un objet dans quelque chose que l’on tortiller ou tortiller quelque chose autour d’un objet.
betrekken engross obnubiler — Obséder

External Machine Translations: