Dutch
Detailed Translations for bijeenrapen from Dutch to English
bijeenrapen:
-
bijeenrapen
Conjugations for bijeenrapen:
o.t.t.
- raap bijeen
- raapt bijeen
- raapt bijeen
- rapen bijeen
- rapen bijeen
- rapen bijeen
o.v.t.
- raapte bijeen
- raapte bijeen
- raapte bijeen
- raapten bijeen
- raapten bijeen
- raapten bijeen
v.t.t.
- heb bijeengeraapt
- hebt bijeengeraapt
- heeft bijeengeraapt
- hebben bijeengeraapt
- hebben bijeengeraapt
- hebben bijeengeraapt
v.v.t.
- had bijeengeraapt
- had bijeengeraapt
- had bijeengeraapt
- hadden bijeengeraapt
- hadden bijeengeraapt
- hadden bijeengeraapt
o.t.t.t.
- zal bijeenrapen
- zult bijeenrapen
- zal bijeenrapen
- zullen bijeenrapen
- zullen bijeenrapen
- zullen bijeenrapen
o.v.t.t.
- zou bijeenrapen
- zou bijeenrapen
- zou bijeenrapen
- zouden bijeenrapen
- zouden bijeenrapen
- zouden bijeenrapen
diversen
- raap bijeen!
- raapt bijeen!
- bijeengeraapt
- bijeenrapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bijeenrapen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gather | bijeenrapen | bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenzoeken; binnen halen; bundelen; harken; inwinnen; inzamelen; oogsten; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen |
scrape together | bijeenrapen | bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; samenpakken; samenrapen |