Summary
Dutch to English: more detail...
- bijt:
- bijten:
-
Wiktionary:
- bijt → hole in the ice
- bijt → hole in the ice
- bijten → bite
- bijten → bite
- bijten → bite
Dutch
Detailed Translations for bijt from Dutch to English
bijt:
-
de bijt (wak)
Translation Matrix for bijt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hole in the ice | bijt; wak | |
opening | bijt; wak | aanvang; afzetgebied; afzetmarkt; barst; begin; gat; groef; inkeping; inzet; kloof; ontsluiten; ontsluiting; opening; openlegging; openmaken; openstelling; reet; scheur; spleet; split; start; tussenruimte; uitsparing |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
opening | inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand |
Related Words for "bijt":
Wiktionary Translations for bijt:
bijt
Cross Translation:
noun
-
gat dat geslagen werd door een mens in het ijs van een bevroren wateroppervlak
- bijt → hole in the ice
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bijt | → hole in the ice | ↔ Wuhne — künstlich ins Eis gehauenes Loch |
bijt form of bijten:
Translation Matrix for bijten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
biting | bijten | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
biting | bijtend; bijtende; doordringend; fel; gemeen; gevat; inbijtend; invretend; inwerkend; scherp; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen |
Related Words for "bijten":
Related Definitions for "bijten":
Wiktionary Translations for bijten:
External Machine Translations: