Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bijzetten:


Dutch

Detailed Translations for bijzette from Dutch to English

bijzetten:

bijzetten verb (zet bij, zette bij, zetten bij, bijgezet)

  1. bijzetten (neerzetten; plaatsen; zetten)
    to place; to put; to locate; to put down; to add; to situate
    • place verb (places, placed, placing)
    • put verb (puts, put, putting)
    • locate verb (locates, located, locating)
    • put down verb (puts down, put down, putting down)
    • add verb (adds, added, adding)
    • situate verb (situates, situated, situating)

Conjugations for bijzetten:

o.t.t.
  1. zet bij
  2. zet bij
  3. zet bij
  4. zetten bij
  5. zetten bij
  6. zetten bij
o.v.t.
  1. zette bij
  2. zette bij
  3. zette bij
  4. zetten bij
  5. zetten bij
  6. zetten bij
v.t.t.
  1. heb bijgezet
  2. hebt bijgezet
  3. heeft bijgezet
  4. hebben bijgezet
  5. hebben bijgezet
  6. hebben bijgezet
v.v.t.
  1. had bijgezet
  2. had bijgezet
  3. had bijgezet
  4. hadden bijgezet
  5. hadden bijgezet
  6. hadden bijgezet
o.t.t.t.
  1. zal bijzetten
  2. zult bijzetten
  3. zal bijzetten
  4. zullen bijzetten
  5. zullen bijzetten
  6. zullen bijzetten
o.v.t.t.
  1. zou bijzetten
  2. zou bijzetten
  3. zou bijzetten
  4. zouden bijzetten
  5. zouden bijzetten
  6. zouden bijzetten
diversen
  1. zet bij!
  2. zet bij!
  3. bijgezet
  4. bijzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijzetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
place gebied; gewest; gouw; hoek; landstreek; locatie; navigatieplaats; oord; plaats; plek; regio; stekkie; streek
VerbRelated TranslationsOther Translations
add bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten aanbouwen; aansluiten; aanvullen; bevatten; bijbouwen; bijdoen; bijgieten; bijleveren; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij doen; erbij tellen; erbij voegen; expanderen; inhouden; inschenken; intappen; openen; optellen; samenschikken; samentellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; toevoegen aan levering; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; voegen; voltallig maken
locate bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten lokaliseren; opsporen; plaatsen; situeren; traceren; vinden; zich afspelen
place bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten aanbrengen; aanleggen; deponeren; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; installeren; leggen; monteren en aansluiten; neerleggen; neerzetten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen; situeren; stationeren; wegleggen; zetten; zich afspelen
put bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten deponeren; leggen; neerleggen; plaatsen; situeren; wegleggen; zetten; zich afspelen
put down bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten afzetten; deponeren; laten uitstappen; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten
situate bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; positioneren; situeren; stationeren; zetten; zich afspelen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
put gelegd