Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bijziendheid:
  2. bijziend:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bijziendheid from Dutch to English

bijziendheid:

bijziendheid [de ~ (v)] noun

  1. de bijziendheid
    the short-sightedness; the myopia

Translation Matrix for bijziendheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
myopia bijziendheid
short-sightedness bijziendheid kortzichtigheid

Related Words for "bijziendheid":


Wiktionary Translations for bijziendheid:

bijziendheid
noun
  1. een afwijking in de brandpuntsafstand van het oog waardoor alles op grotere afstand wazig gezien wordt
bijziendheid
noun
  1. disorder of vision

Cross Translation:
FromToVia
bijziendheid myopia myopie — (term, maladie) état de ceux qui sont myopes.

bijziend:

bijziend adj

  1. bijziend
    myopic; short-sighted; near-sighted; nearsighted
    – unable to see distant objects clearly 1

Translation Matrix for bijziend:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
myopic bijziend beperkt van blik; bijziende
near-sighted bijziend
nearsighted bijziend
short-sighted bijziend
ModifierRelated TranslationsOther Translations
near-sighted beperkt van blik; bijziende; kippig
short-sighted beperkt van blik; bijziende; kippig

Related Words for "bijziend":


Wiktionary Translations for bijziend:

bijziend
adjective
  1. alleen van dichtbij scherp kunnen zien
bijziend
adjective
  1. unable to see distant objects unaided