Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. bloeiperiode:


Dutch

Detailed Translations for bloeiperiode from Dutch to English

bloeiperiode:

bloeiperiode [de ~ (v)] noun

  1. de bloeiperiode (gouden eeuw; bloeiseizoen; bloeitijd)
    the florescence; the golden Age
  2. de bloeiperiode (tot bloei komen; bloei; opbloei)
    the blooming; the blossom

Translation Matrix for bloeiperiode:

NounRelated TranslationsOther Translations
blooming bloei; bloeiperiode; opbloei; tot bloei komen
blossom bloei; bloeiperiode; opbloei; tot bloei komen bloesem
florescence bloeiperiode; bloeiseizoen; bloeitijd; gouden eeuw
golden Age bloeiperiode; bloeiseizoen; bloeitijd; gouden eeuw
VerbRelated TranslationsOther Translations
blossom bloeien; ontgroeien; ontplooien; ontwikkelen; tot hoogconjunctuur komen; tot wasdom komen; uitgroeien
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
blooming bloeiend; fleurig; florissant; kleurig

Related Translations for bloeiperiode