Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. brassen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bras from Dutch to English

brassen:

brassen verb (bras, brast, braste, brasten, gebrast)

  1. brassen (schransen; vreten; zwelgen; slempen)
    to gormandize; to gormandise; to gourmandize

Conjugations for brassen:

o.t.t.
  1. bras
  2. brast
  3. brast
  4. brassen
  5. brassen
  6. brassen
o.v.t.
  1. braste
  2. braste
  3. braste
  4. brasten
  5. brasten
  6. brasten
v.t.t.
  1. heb gebrast
  2. hebt gebrast
  3. heeft gebrast
  4. hebben gebrast
  5. hebben gebrast
  6. hebben gebrast
v.v.t.
  1. had gebrast
  2. had gebrast
  3. had gebrast
  4. hadden gebrast
  5. hadden gebrast
  6. hadden gebrast
o.t.t.t.
  1. zal brassen
  2. zult brassen
  3. zal brassen
  4. zullen brassen
  5. zullen brassen
  6. zullen brassen
o.v.t.t.
  1. zou brassen
  2. zou brassen
  3. zou brassen
  4. zouden brassen
  5. zouden brassen
  6. zouden brassen
diversen
  1. bras!
  2. brast!
  3. gebrast
  4. brassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for brassen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gormandise brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen
gormandize brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen
gourmandize brassen; schransen; slempen; vreten; zwelgen

Wiktionary Translations for brassen:


Cross Translation:
FromToVia
brassen brew brasserfabriquer de la bière en remuant le malt.


Wiktionary Translations for bras:

bras
noun
  1. scheepvaart|nld een lijn verbonden aan het uiteinde van een ra met als doel de ra ten opzichte van de wind te kunnen draaien