Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. casco:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for casco from Dutch to English

casco:

casco [het ~] noun

  1. het casco (scheepsromp)
    the casco
  2. het casco (vliegtuigromp)
    the body of an airplane; the frame
  3. het casco (cascowoning)
    the shell

Translation Matrix for casco:

NounRelated TranslationsOther Translations
body of an airplane casco; vliegtuigromp
casco casco; scheepsromp
frame casco; vliegtuigromp brilmontuur; constitutie; dakspant; frame; geraamte; gestel; kader; karkas; lijst; montuur; omlijsting; raam; raamwerk; rand; skelet; spant
shell casco; cascowoning behuizing; bolster; bom; chassis; dop; explosief; frame; geraamte; granaat; huls; omhulling; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; peul; raamwerk; schaal; schelp; schil; schulp; shell; skelet; vel; verpakking
VerbRelated TranslationsOther Translations
frame inlijsten; inramen; omkaderen; omlijsten
shell bombarderen; vanuit de lucht beschieten

Wiktionary Translations for casco:

casco
noun
  1. romp van een gebouw, auto of schip
casco
noun
  1. frame of a ship or plane