Summary
Dutch
Detailed Translations for castreren from Dutch to English
castreren:
-
castreren (ontmannen)
Conjugations for castreren:
o.t.t.
- castreer
- castreert
- castreert
- castreren
- castreren
- castreren
o.v.t.
- castreerde
- castreerde
- castreerde
- castreerden
- castreerden
- castreerden
v.t.t.
- heb gecastreerd
- hebt gecastreerd
- heeft gecastreerd
- hebben gecastreerd
- hebben gecastreerd
- hebben gecastreerd
v.v.t.
- had gecastreerd
- had gecastreerd
- had gecastreerd
- hadden gecastreerd
- hadden gecastreerd
- hadden gecastreerd
o.t.t.t.
- zal castreren
- zult castreren
- zal castreren
- zullen castreren
- zullen castreren
- zullen castreren
o.v.t.t.
- zou castreren
- zou castreren
- zou castreren
- zouden castreren
- zouden castreren
- zouden castreren
en verder
- ben gecastreerd
- bent gecastreerd
- is gecastreerd
- zijn gecastreerd
- zijn gecastreerd
- zijn gecastreerd
diversen
- castreer!
- castreert!
- gecastreerd
- castrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for castreren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
castrate | castreren; ontmannen |