Summary
Dutch
Detailed Translations for delend from Dutch to English
delend form of delen:
-
delen (opsplitsen; splitsen; opdelen)
-
delen
Conjugations for delen:
o.t.t.
- deel
- deelt
- deelt
- delen
- delen
- delen
o.v.t.
- deelde
- deelde
- deelde
- deelden
- deelden
- deelden
v.t.t.
- heb gedeeld
- hebt gedeeld
- heeft gedeeld
- hebben gedeeld
- hebben gedeeld
- hebben gedeeld
v.v.t.
- had gedeeld
- had gedeeld
- had gedeeld
- hadden gedeeld
- hadden gedeeld
- hadden gedeeld
o.t.t.t.
- zal delen
- zult delen
- zal delen
- zullen delen
- zullen delen
- zullen delen
o.v.t.t.
- zou delen
- zou delen
- zou delen
- zouden delen
- zouden delen
- zouden delen
en verder
- is gedeeld
- zijn gedeeld
diversen
- deel!
- deelt!
- gedeeld
- delend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for delen:
Related Words for "delen":
Synonyms for "delen":
Related Definitions for "delen":
Wiktionary Translations for delen:
delen
Cross Translation:
verb
delen
verb
-
to give a part or share
-
share by dividing
-
distribute (cards)
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• delen | → divide | ↔ dividieren — Division vollziehen; eine Zahl durch eine andere teilen |
• delen | → divide; separate; share | ↔ diviser — séparer en parties, morceler, fractionner. |
• delen | → division | ↔ division — math|nocat=1 Opération arithmétique. |
• delen | → turn over; spew; divide; separate; share; retail; debit | ↔ débiter — vendre d’une façon continue, répéter, surtout au détail. |
• delen | → share; divide; separate | ↔ partager — diviser une chose en plusieurs parties séparer, pour en faire la distribution. |