Dutch
Detailed Translations for detailleren from Dutch to English
detailleren:
-
detailleren
Conjugations for detailleren:
o.t.t.
- detailleer
- detailleert
- detailleert
- detailleren
- detailleren
- detailleren
o.v.t.
- detailleerde
- detailleerde
- detailleerde
- detailleerden
- detailleerden
- detailleerden
v.t.t.
- heb gedetailleerd
- hebt gedetailleerd
- heeft gedetailleerd
- hebben gedetailleerd
- hebben gedetailleerd
- hebben gedetailleerd
v.v.t.
- had gedetailleerd
- had gedetailleerd
- had gedetailleerd
- hadden gedetailleerd
- hadden gedetailleerd
- hadden gedetailleerd
o.t.t.t.
- zal detailleren
- zult detailleren
- zal detailleren
- zullen detailleren
- zullen detailleren
- zullen detailleren
o.v.t.t.
- zou detailleren
- zou detailleren
- zou detailleren
- zouden detailleren
- zouden detailleren
- zouden detailleren
en verder
- is gedetailleerd
- zijn gedetailleerd
diversen
- detailleer!
- detailleert!
- gedetailleerd
- detaillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for detailleren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
detail | akkefietje; bagatel; bijzaak; bijzonderheid; detail; kleinigheid | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
detail | detailleren | specificeren |
specify | detailleren | specificeren |
Wiktionary Translations for detailleren:
detailleren
verb
-
to explain in detail