Dutch
Detailed Translations for doorhakken from Dutch to English
doorhakken:
-
doorhakken (in tweeën houwen; kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhouwen)
Conjugations for doorhakken:
o.t.t.
- hak door
- hakt door
- hakt door
- hakken door
- hakken door
- hakken door
o.v.t.
- hakte door
- hakte door
- hakte door
- hakten door
- hakten door
- hakten door
v.t.t.
- heb doorgehakt
- hebt doorgehakt
- heeft doorgehakt
- hebben doorgehakt
- hebben doorgehakt
- hebben doorgehakt
v.v.t.
- had doorgehakt
- had doorgehakt
- had doorgehakt
- hadden doorgehakt
- hadden doorgehakt
- hadden doorgehakt
o.t.t.t.
- zal doorhakken
- zult doorhakken
- zal doorhakken
- zullen doorhakken
- zullen doorhakken
- zullen doorhakken
o.v.t.t.
- zou doorhakken
- zou doorhakken
- zou doorhakken
- zouden doorhakken
- zouden doorhakken
- zouden doorhakken
en verder
- is doorgehakt
- zijn doorgehakt
diversen
- hak door!
- hakt door!
- doorgehakt
- doorhakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze