Dutch

Detailed Translations for draperie from Dutch to English

draperie:

draperie [de ~ (v)] noun

  1. de draperie (overgordijn)
    the curtain; the heavy curtain; the draw-curtain; the drape
  2. de draperie (versiering; tooi; decoratie; )
    the garnishing; the decoration; the ornament; the corsage; the adornment; the buttonhole; the drapery
  3. de draperie (geplooide stof)
    the drape

Translation Matrix for draperie:

NounRelated TranslationsOther Translations
adornment corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel grafisch element; opluisteren; sieraad; sierstuk; tooien; versieren
buttonhole corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel knoopsgat
corsage corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel keurslijf; korset; lijfje
curtain draperie; overgordijn gordijn; voorhang; voorhangsel
decoration corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel aankleding; decoratie; ereteken; inrichting; kenteken; merkteken; onderscheiding; onderscheidingsteken; opschik; opsmuk; ridderorde; smuk; speldje; teken; versiering
drape draperie; geplooide stof; overgordijn
drapery corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel manufacturen; stukgoed
draw-curtain draperie; overgordijn
garnishing corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel
heavy curtain draperie; overgordijn
ornament corsage; decor; decoratie; draperie; garnering; opluistering; opsiering; ornamentiek; sierwerk; tooi; versiering; versiersel bijou; juweel; ornament; sieraad; sierstuk
VerbRelated TranslationsOther Translations
drape afhangen; draperen; hangen; met stof behangen
ornament afwerken; garneren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; versieren