Summary
Dutch
Detailed Translations for duelleer from Dutch to English
duelleren:
-
duelleren (knokken; vechten; bakkeleien; kampen; matten)
Conjugations for duelleren:
o.t.t.
- duelleer
- duelleert
- duelleert
- duelleren
- duelleren
- duelleren
o.v.t.
- duelleerde
- duelleerde
- duelleerde
- duelleerden
- duelleerden
- duelleerden
v.t.t.
- heb geduelleerd
- hebt geduelleerd
- heeft geduelleerd
- hebben geduelleerd
- hebben geduelleerd
- hebben geduelleerd
v.v.t.
- had geduelleerd
- had geduelleerd
- had geduelleerd
- hadden geduelleerd
- hadden geduelleerd
- hadden geduelleerd
o.t.t.t.
- zal duelleren
- zult duelleren
- zal duelleren
- zullen duelleren
- zullen duelleren
- zullen duelleren
o.v.t.t.
- zou duelleren
- zou duelleren
- zou duelleren
- zouden duelleren
- zouden duelleren
- zouden duelleren
diversen
- duelleer!
- duelleert!
- geduelleerd
- duellerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for duelleren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fight | gedonderjaag; geravot; gestoei; gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; stoeierij; stoeipartij; strijden; vechtpartij | |
scrap | afvalmateriaal; afvalstof; flard; homp; knipsel; lap; lor; metaal afval; oud ijzer; prul; schroot; snipper; stukje papier; uitvaagsel; uitval; vod; vodje | |
scuffle | gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fight | bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten | bekampen; bestrijden; bevechten; de strijd aanbinden; kampen; knokken; matten; strijd voeren; strijden; vechten |
scrap | bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten | laten uitvallen; tot schroot verwerken; vernietigen |
scuffle | bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten | kleine gevechten leveren; schermutselen |