Dutch
Detailed Translations for engageren from Dutch to English
engageren:
-
engageren (uitnodigen; inviteren)
to invite; to engage; to invoke; to enlist; to initiate; operationalize; to begin; to call in-
operationalize verb
-
engageren (verbintenis aangaan)
Conjugations for engageren:
o.t.t.
- engageer
- engageert
- engageert
- engageren
- engageren
- engageren
o.v.t.
- engageerde
- engageerde
- engageerde
- engageerden
- engageerden
- engageerden
v.t.t.
- ben geëngageerd
- bent geëngageerd
- is geëngageerd
- zijn geëngageerd
- zijn geëngageerd
- zijn geëngageerd
v.v.t.
- was geëngageerd
- was geëngageerd
- was geëngageerd
- waren geëngageerd
- waren geëngageerd
- waren geëngageerd
o.t.t.t.
- zal engageren
- zult engageren
- zal engageren
- zullen engageren
- zullen engageren
- zullen engageren
o.v.t.t.
- zou engageren
- zou engageren
- zou engageren
- zouden engageren
- zouden engageren
- zouden engageren
diversen
- engageer!
- engageert!
- geëngageerd
- engagerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze