Noun | Related Translations | Other Translations |
apology
|
excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning
|
pardon; sorry
|
excuse
|
excuus; pardon; reden; smoes; uitvlucht; verontschuldiging; verschoning; voorwendsel
|
genade; pardon; smoesje; sorry; vergeving; vergiffenis; vergoelijking; verschoning
|
justification
|
excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning
|
justificatie; rechtvaardiging
|
sham
|
excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel
|
draaier; façade; glitter; klatergoud; schijnvertoning; uiterlijke schijn; veinzer; voorwending
|
story
|
excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel
|
bedenksel; fabel; fictie; geschiedenis; leugen; relaas; sprookje; sprookjesverhaal; verdichting; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel; verzinsel
|
thinking up a story
|
excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning
|
|
vindication
|
excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning
|
justificatie; rechtvaardiging
|
weathering
|
excuus; pardon; reden; verontschuldiging; verschoning
|
erosie; verweren; verwering
|
-
|
verontschuldiging
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
excuse
|
|
excuseren; excuses aanbieden; vergeven; vergiffenis schenken; vergoelijken; verontschuldigen; verschonen
|
sham
|
|
beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
sham
|
|
bedriegelijk; gefingeerd; gelogen; nagemaakt; onecht; onwaar; vals
|