Summary
Dutch to English: more detail...
- experimenteren:
-
Wiktionary:
- experimenteren → experiment
- experimenteren → experiment
Dutch
Detailed Translations for experimenteren from Dutch to English
experimenteren:
experimenteren verb (experimenteer, experimenteert, experimenteerde, experimenteerden, geëxperimenteerd)
-
experimenteren
to experiment
Conjugations for experimenteren:
o.t.t.
- experimenteer
- experimenteert
- experimenteert
- experimenteren
- experimenteren
- experimenteren
o.v.t.
- experimenteerde
- experimenteerde
- experimenteerde
- experimenteerden
- experimenteerden
- experimenteerden
v.t.t.
- heb geëxperimenteerd
- hebt geëxperimenteerd
- heeft geëxperimenteerd
- hebben geëxperimenteerd
- hebben geëxperimenteerd
- hebben geëxperimenteerd
v.v.t.
- had geëxperimenteerd
- had geëxperimenteerd
- had geëxperimenteerd
- hadden geëxperimenteerd
- hadden geëxperimenteerd
- hadden geëxperimenteerd
o.t.t.t.
- zal experimenteren
- zult experimenteren
- zal experimenteren
- zullen experimenteren
- zullen experimenteren
- zullen experimenteren
o.v.t.t.
- zou experimenteren
- zou experimenteren
- zou experimenteren
- zouden experimenteren
- zouden experimenteren
- zouden experimenteren
diversen
- experimenteer!
- experimenteert!
- geëxperimenteerd
- experimeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for experimenteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
experiment | experiment; probeersel; proef; proefneming | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
experiment | experimenteren |
Wiktionary Translations for experimenteren:
experimenteren
Cross Translation:
verb
experimenteren
-
(inergatief) iets uitproberen, een proef nemen, een experiment uitvoeren
- experimenteren → experiment
verb
-
to conduct an experiment
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• experimenteren | → experiment | ↔ experimentieren — (intransitiv) Experimente durchführen; Versuche anstellen |