Dutch
Detailed Translations for gekruid from Dutch to English
gekruid:
Translation Matrix for gekruid:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
peppery | gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig | |
seasoned | gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig | belegen; door en door; doorgewinterd; doorgewinterde; doorkneed; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen |
spicy | gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig | hartig; heet; pikant; scherp; scherp van smaak; stout; zoutig |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
peppered | gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig | |
spiced | gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig | heet; pikant; scherp; scherp van smaak |
gekruid form of kruien:
-
kruien (karren)
Conjugations for kruien:
o.t.t.
- krui
- kruit
- kruit
- kruien
- kruien
- kruien
o.v.t.
- kruide
- kruide
- kruide
- kruiden
- kruiden
- kruiden
v.t.t.
- heb gekruid
- hebt gekruid
- heeft gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
v.v.t.
- had gekruid
- had gekruid
- had gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
o.t.t.t.
- zal kruien
- zult kruien
- zal kruien
- zullen kruien
- zullen kruien
- zullen kruien
o.v.t.t.
- zou kruien
- zou kruien
- zou kruien
- zouden kruien
- zouden kruien
- zouden kruien
diversen
- krui!
- kruit!
- gekruid
- kruiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cart | karretje; koets; rijtuig; vrachtkar; wagentje | |
wheel | fiets; molenrad; rad; rijwiel; scheprad; stuur; stuurrad; stuurwiel; waterrad; wiel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cart | karren; kruien | |
trundle | karren; kruien | |
wheel | karren; kruien | fietsen |
gekruid form of kruiden:
-
de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
-
de kruiden (kruiderij)
-
kruiden (kruiden toevoegen)
Conjugations for kruiden:
o.t.t.
- kruid
- kruidt
- kruidt
- kruiden
- kruiden
- kruiden
o.v.t.
- kruidde
- kruidde
- kruidde
- kruidden
- kruidden
- kruidden
v.t.t.
- heb gekruid
- hebt gekruid
- heeft gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
- hebben gekruid
v.v.t.
- had gekruid
- had gekruid
- had gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
- hadden gekruid
o.t.t.t.
- zal kruiden
- zult kruiden
- zal kruiden
- zullen kruiden
- zullen kruiden
- zullen kruiden
o.v.t.t.
- zou kruiden
- zou kruiden
- zou kruiden
- zouden kruiden
- zouden kruiden
- zouden kruiden
en verder
- ben gekruid
- bent gekruid
- is gekruid
- zijn gekruid
- zijn gekruid
- zijn gekruid
diversen
- kruid!
- kruidt!
- gekruid
- kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kruiden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
condiments | kruiden; kruiderij | kruid; kruiderij; specerij |
flavourings | kruiden; smaakstoffen; specerijen | kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij |
herbs | kruiden; smaakstoffen; specerijen | |
season | jaargetijde; seizoen | |
seasonings | kruiden; kruiderij; smaakstoffen; specerijen | |
spice | kruid; kruiderij; smaakmaker; specerij | |
spices | kruiden; kruiderij; smaakstoffen; specerijen | kruid; kruiderij; smaakmaker; smaakstof; specerij |
Verb | Related Translations | Other Translations |
add spice to | kruiden; kruiden toevoegen | |
season | kruiden; kruiden toevoegen | marineren; toebereiden |
spice | kruiden; kruiden toevoegen | marineren; toebereiden |
Wiktionary Translations for kruiden:
kruiden
kruiden
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kruiden | → flavoring; spice | ↔ Gewürz — Pflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern |
• kruiden | → season; spice; flavour; flavor | ↔ assaisonner — En cuisine |
• kruiden | → herbs | ↔ fines herbes — (cuisine) herbes menues qui se mettent sur la salade ou qui s’emploient dans les ragoûts, comme l’estragon, le cerfeuil, le persil, la pimprenelle, etc. |
External Machine Translations: