Summary
Dutch to English: more detail...
- gemengd:
- mengen:
- Wiktionary:
-
User Contributed Translations for gemengd:
- miscellaneous
Dutch
Detailed Translations for gemengd from Dutch to English
gemengd:
-
gemengd (gemêleerd; gemixed)
-
gemengd (door elkaar geroerd)
-
gemengd (man en vrouw samen)
Translation Matrix for gemengd:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
blended | gemengd; gemixed; gemêleerd | |
mixed | door elkaar geroerd; gemengd; gemixed; gemêleerd; man en vrouw samen | bijeengevoegd; doorgeroerd; samengevoegd |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
both male and female | gemengd; man en vrouw samen | |
co-mingled | gemengd; man en vrouw samen | |
mingled | gemengd; man en vrouw samen | bijeengevoegd; samengevoegd |
mengen:
-
mengen (bemoeien; inmengen)
-
mengen (vermengen; dooreenmengen)
Conjugations for mengen:
o.t.t.
- meng
- mengt
- mengt
- mengen
- mengen
- mengen
o.v.t.
- mengde
- mengde
- mengde
- mengden
- mengden
- mengden
v.t.t.
- heb gemengd
- hebt gemengd
- heeft gemengd
- hebben gemengd
- hebben gemengd
- hebben gemengd
v.v.t.
- had gemengd
- had gemengd
- had gemengd
- hadden gemengd
- hadden gemengd
- hadden gemengd
o.t.t.t.
- zal mengen
- zult mengen
- zal mengen
- zullen mengen
- zullen mengen
- zullen mengen
o.v.t.t.
- zou mengen
- zou mengen
- zou mengen
- zouden mengen
- zouden mengen
- zouden mengen
diversen
- meng!
- mengt!
- gemengd
- mengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for mengen:
Wiktionary Translations for mengen:
mengen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• mengen | → mix | ↔ mischen — vermengen; kombinieren; vereinen (ohne spezielle Anordnung) |
• mengen | → mix; blend; mingle; shuffle | ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout |
• mengen | → return; turn over; turn around; turn round; inside out; turn; revolve; whirl; relay; resend; send back; blend; mingle; mix; shuffle; invert; reverse | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |
• mengen | → stir | ↔ touiller — mélanger, brasser, remuer. |