Summary
Dutch
Detailed Translations for gepit from Dutch to English
pitten:
Conjugations for pitten:
o.t.t.
- pit
- pit
- pit
- pitten
- pitten
- pitten
o.v.t.
- pitte
- pitte
- pitte
- pitten
- pitten
- pitten
v.t.t.
- heb gepit
- hebt gepit
- heeft gepit
- hebben gepit
- hebben gepit
- hebben gepit
v.v.t.
- had gepit
- had gepit
- had gepit
- hadden gepit
- hadden gepit
- hadden gepit
o.t.t.t.
- zal pitten
- zult pitten
- zal pitten
- zullen pitten
- zullen pitten
- zullen pitten
o.v.t.t.
- zou pitten
- zou pitten
- zou pitten
- zouden pitten
- zouden pitten
- zouden pitten
en verder
- is gepit
diversen
- pit!
- pitt!
- gepit
- pittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pitten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sleep | slaap; slaapstand; winterslaap | |
stone | baksteen; binnenste van een vrucht; gesteente; kei; pit; rolsteen; rots; rotsblok; steen; vruchtenpit | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be asleep | maffen; meuren; pitten; slapen | |
sleep | maffen; meuren; pitten; slapen | |
snooze | maffen; meuren; pitten; slapen | doezelen; dommelen; dutten; sluimeren; soezen; uitstellen; verborgen aanwezig zijn |
stone | ontpitten; pitten | met stenen bekogelen; stenigen |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
stone | stenen |
Related Words for "pitten":
External Machine Translations: