Dutch
Detailed Translations for gevestigd from Dutch to English
gevestigd:
-
gevestigd (gezeten)
-
gevestigd (woonachtig; zetelend)
-
gevestigd (gesetteld)
Translation Matrix for gevestigd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
living | huiskamer; verblijven; woonkamer; zitkamer | |
resident | bewoner; huisbewoner; interne; inwonende; inwoner; kamerbewoner; stagiair | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
established | gevestigd; gezeten | definitief; metterwoon; permanent; vastgesteld; vaststaand |
living | gevestigd; woonachtig; zetelend | in leven; levend |
resident | gevestigd; woonachtig; zetelend | gedomicilieerd |
residing | gevestigd; woonachtig; zetelend | |
settled | gesetteld; gevestigd; woonachtig; zetelend | afgehandeld; metterwoon |
situated | gevestigd; gezeten | gelegen; gesitueerd; liggend |
vestigen:
Conjugations for vestigen:
o.t.t.
- vestig
- vestigt
- vestigt
- vestigen
- vestigen
- vestigen
o.v.t.
- vestigde
- vestigde
- vestigde
- vestigden
- vestigden
- vestigden
v.t.t.
- ben gevestigd
- bent gevestigd
- is gevestigd
- zijn gevestigd
- zijn gevestigd
- zijn gevestigd
v.v.t.
- was gevestigd
- was gevestigd
- was gevestigd
- waren gevestigd
- waren gevestigd
- waren gevestigd
o.t.t.t.
- zal vestigen
- zult vestigen
- zal vestigen
- zullen vestigen
- zullen vestigen
- zullen vestigen
o.v.t.t.
- zou vestigen
- zou vestigen
- zou vestigen
- zouden vestigen
- zouden vestigen
- zouden vestigen
diversen
- vestig!
- vestigt!
- gevestigd
- vestigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze