Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. grabbelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for grabbel from Dutch to English

grabbelen:

grabbelen verb (grabbel, grabbelt, grabbelde, grabbelden, gegrabbeld)

  1. grabbelen (graaien; snuffelen)
    to grabble
    • grabble verb (grabbles, grabbled, grabbling)
  2. grabbelen (in iets rondtasten; graaien; rommelen)
    to rummage about; rummage around; grope about

Conjugations for grabbelen:

o.t.t.
  1. grabbel
  2. grabbelt
  3. grabbelt
  4. grabbelen
  5. grabbelen
  6. grabbelen
o.v.t.
  1. grabbelde
  2. grabbelde
  3. grabbelde
  4. grabbelden
  5. grabbelden
  6. grabbelden
v.t.t.
  1. heb gegrabbeld
  2. hebt gegrabbeld
  3. heeft gegrabbeld
  4. hebben gegrabbeld
  5. hebben gegrabbeld
  6. hebben gegrabbeld
v.v.t.
  1. had gegrabbeld
  2. had gegrabbeld
  3. had gegrabbeld
  4. hadden gegrabbeld
  5. hadden gegrabbeld
  6. hadden gegrabbeld
o.t.t.t.
  1. zal grabbelen
  2. zult grabbelen
  3. zal grabbelen
  4. zullen grabbelen
  5. zullen grabbelen
  6. zullen grabbelen
o.v.t.t.
  1. zou grabbelen
  2. zou grabbelen
  3. zou grabbelen
  4. zouden grabbelen
  5. zouden grabbelen
  6. zouden grabbelen
en verder
  1. is gegrabbeld
  2. zijn gegrabbeld
diversen
  1. grabbel!
  2. grabbelt!
  3. gegrabbeld
  4. grabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for grabbelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
grabble graaien; grabbelen; snuffelen omwoelen
grope about graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen
rummage about graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen
rummage around graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen

Wiktionary Translations for grabbelen:

grabbelen
verb
  1. to pull something sharply; to pull something out