Summary
Dutch to English: more detail...
- haast:
-
haasten:
- rush; storm; hurry; rouse; make haste
-
Wiktionary:
- haast → hurry, haste, rush, expedience
- haast → almost, nearly
- haast → hurry, rush, haste, almost, nearly, all but, speed, promptness, promptitude, quickness, swiftness, rapidity
- haasten → hurry, hasten
- haasten → squeeze, hurry, press, urge, oppress, pinch, squash, insist, affirm, dwell, maintain, accelerate, speed up, advance, hasten, further, promote
Dutch
Detailed Translations for haast from Dutch to English
haast:
-
de haast (haastigheid; spoed; ijl; overijling; gehaastheid)
Translation Matrix for haast:
Related Words for "haast":
Synonyms for "haast":
Related Definitions for "haast":
Wiktionary Translations for haast:
haast
Cross Translation:
noun
adverb
haast
noun
-
speed, haste or urgency
- expedience → haast; spoed
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• haast | → hurry; rush | ↔ Eile — Verhalten oder Situation, in dem man etwas dringend erledigen möchte oder müssen |
• haast | → hurry; haste | ↔ Hast — Ausführung von Tätigkeiten in großer Geschwindigkeit unter innerer Anspannung |
• haast | → almost; nearly | ↔ beinahe — fast, sehr nahe an etwas heran |
• haast | → all but; nearly; almost | ↔ fast — nicht ganz |
• haast | → almost; nearly | ↔ nahezu — nicht ganz, aber fast vollständig |
• haast | → haste; speed; promptness; promptitude; quickness; swiftness; rapidity | ↔ hâte — Extrême promptitude, vivacité, rapidité avec laquelle on fait quelque chose. |
haast form of haasten:
-
haasten (tot spoed aanzetten; spoeden; jachten)
-
haasten (zich spoeden; jagen; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden)
Conjugations for haasten:
o.t.t.
- haast
- haast
- haast
- haasten
- haasten
- haasten
o.v.t.
- haastte
- haastte
- haastte
- haastten
- haastten
- haastten
v.t.t.
- heb gehaast
- hebt gehaast
- heeft gehaast
- hebben gehaast
- hebben gehaast
- hebben gehaast
v.v.t.
- had gehaast
- had gehaast
- had gehaast
- hadden gehaast
- hadden gehaast
- hadden gehaast
o.t.t.t.
- zal haasten
- zult haasten
- zal haasten
- zullen haasten
- zullen haasten
- zullen haasten
o.v.t.t.
- zou haasten
- zou haasten
- zou haasten
- zouden haasten
- zouden haasten
- zouden haasten
en verder
- ben gehaast
- bent gehaast
- is gehaast
- zijn gehaast
- zijn gehaast
- zijn gehaast
diversen
- haast!
- haast!
- gehaast
- haastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for haasten:
Related Words for "haasten":
Wiktionary Translations for haasten:
haasten
Cross Translation:
verb
haasten
-
trachten om dat wat men te doen heeft snel af te maken
- haasten → hurry
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• haasten | → squeeze; hurry; press; urge; oppress; pinch; squash; insist; affirm; dwell; maintain; accelerate; speed up; advance; hasten; further; promote | ↔ presser — exercer une pression, serrer plus ou moins fort. |