Adjective | Related Translations | Other Translations |
peppery
|
gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
|
|
salty
|
hartig; zoutig
|
zout; zout bevattend; zouthoudend; zoutig
|
seasoned
|
gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
|
belegen; door en door; doorgewinterd; doorgewinterde; doorkneed; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen
|
spicy
|
gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig; zoutig
|
heet; pikant; scherp; scherp van smaak; stout
|
tasty
|
hartig; zoutig
|
aanlokkelijk; lekker; smakelijk; verlokkend
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
peppered
|
gekruid; gepeperd; hartig; heet; pikant; pittig
|
|
spiced
|
gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; pikant; pittig
|
heet; pikant; scherp; scherp van smaak
|
stiff
|
hartig; pittig; pittig gesprek; stevig
|
ferm; fiks; flink; gemelijk; harkerig; houterig; knorrig; krukkig; lastig; moeilijk; niet makkelijk; nurks; onbeholpen; ongemakkelijk; onhandig; pittig; schutterig; slungelig; star; stevig; stijf; stijfjes; stijve; straf; strak; stram; stroef; stumperig; stuntelig; stuurs; sukkelig; verstard; wrevelig; zwaar
|
stiff conversation
|
hartig; pittig; pittig gesprek; stevig
|
|
well-seasoned
|
hartig; zoutig
|
|