Summary
Dutch
Detailed Translations for hekelt from Dutch to English
hekelt form of hekelen:
-
hekelen
Conjugations for hekelen:
o.t.t.
- hekel
- hekelt
- hekelt
- hekelen
- hekelen
- hekelen
o.v.t.
- hekelde
- hekelde
- hekelde
- hekelden
- hekelden
- hekelden
v.t.t.
- heb gehekeld
- hebt gehekeld
- heeft gehekeld
- hebben gehekeld
- hebben gehekeld
- hebben gehekeld
v.v.t.
- had gehekeld
- had gehekeld
- had gehekeld
- hadden gehekeld
- hadden gehekeld
- hadden gehekeld
o.t.t.t.
- zal hekelen
- zult hekelen
- zal hekelen
- zullen hekelen
- zullen hekelen
- zullen hekelen
o.v.t.t.
- zou hekelen
- zou hekelen
- zou hekelen
- zouden hekelen
- zouden hekelen
- zouden hekelen
en verder
- ben gehekeld
- bent gehekeld
- is gehekeld
- zijn gehekeld
- zijn gehekeld
- zijn gehekeld
diversen
- hekel!
- hekelt!
- gehekeld
- hekelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hekelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
censure | censuur | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
castigate | hekelen | aframmelen; afranselen; afrossen; afstraffen; aftuigen; berispen; in elkaar timmeren; manen; straffen; terechtwijzen; toetakelen; verketteren; vermanen; waarschuwen |
censure | hekelen | afkraken; katten; kraken; kritiseren |
criticise | hekelen | afkraken; bekritiseren; beoordelen; goed- of afkeuren; katten; kraken; kritiseren; recenseren |
criticize | hekelen | afkraken; bekritiseren; beoordelen; goed- of afkeuren; katten; kraken; kritiseren; recenseren |
decry | hekelen | berispen; manen; terechtwijzen; verketteren; vermanen; waarschuwen |