Noun | Related Translations | Other Translations |
administration
|
beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg
|
aanwenden; aanwending; administratie; gebruik; gezag; gouvernement; kabinet; regering; toediening; toepassing
|
alert
|
|
alert; melding; waarschuwing
|
care
|
bewaking; controle; hoede; surveillance
|
verpleging; verschaffing; verzorging; voorziening; zorg
|
control
|
beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; surveillance; toezicht; zeggenschap; zorg
|
afstelknop; beheersing; bestrijding; besturing; besturingselement; controle; mate van bekwaamheid; voogdij; zeggenschap; zelfbeheersing
|
guardianship
|
beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg
|
voogdij; voogdijschap; zeggenschap
|
management
|
beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; toezicht; zeggenschap; zorg
|
bedrijfsleiding; bedrijfsvoering; beheer; bestuur; directie; leiding; management; politiek
|
monitoring
|
bewaking; controle; hoede; surveillance
|
|
observation
|
bewaking; controle; hoede; surveillance
|
aandacht; aanmerking; aanschouwen; aanschouwing; apperceptie; attentie; bemerking; beschouwing; observatie; observeren; oplettendheid; opmerking; opmerkzaamheid; perceptie; waarneming; zien
|
supervision
|
beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; surveillance; toezicht; zeggenschap; zorg
|
beheer; bestuur; directie; leiding; overzien; supervisie; toezicht houden
|
surveillance
|
beheer; bescherming; bewaking; controle; hoede; surveillance; toezicht; zeggenschap; zorg
|
controle; kaartcontrole; voorhechtenis
|
watch
|
bewaking; controle; hoede; surveillance
|
horloge; op wacht staan
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
alert
|
|
waarschuwen
|
care
|
|
verzorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
|
control
|
|
bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; controleren; examineren; in bedwang houden; inbinden; inspecteren; intomen; keuren; manipuleren; matigen; onder gezag brengen; onderwerpen; onderzoeken; overhoren; schouwen; temmen; testen; toetsen; zich bedwingen
|
watch
|
|
aanblikken; aandacht erbij houden; aankijken; aanzien; begluren; bekijken; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gluren; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; observeren; opletten; oppassen; patrouilleren; schouwen; surveilleren; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; uitkijken; volgen; voorzichtig zijn; waarnemen; waken; wakker blijven; zien
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
alert
|
alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
|
ad rem; alert; bewust; bij bewustzijn; oplettend; slagvaardig; uitgeslapen; wakker
|
attentive
|
alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
|
aandachtig; behulpzaam; belangstellend; bereidwillig; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; gedienstig; geestig; geïnteresseerd; inschikkelijk; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; oplettend; opmerkzaam; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
|
cautious
|
alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
|
bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; omzichtig; voorzichtig; zorgvuldig
|
vigilant
|
alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
|
|
watchful
|
alert; hoede; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
|
|