Dutch
Detailed Translations for hooghouden from Dutch to English
hooghouden:
-
hooghouden (omhooghouden; ophouden; in de hoogte houden)
Conjugations for hooghouden:
o.t.t.
- houd hoog
- houdt hoog
- houdt hoog
- houden hoog
- houden hoog
- houden hoog
o.v.t.
- hield hoog
- hield hoog
- hield hoog
- hielden hoog
- hielden hoog
- hielden hoog
v.t.t.
- heb hooggehouden
- hebt hooggehouden
- heeft hooggehouden
- hebben hooggehouden
- hebben hooggehouden
- hebben hooggehouden
v.v.t.
- had hooggehouden
- had hooggehouden
- had hooggehouden
- hadden hooggehouden
- hadden hooggehouden
- hadden hooggehouden
o.t.t.t.
- zal hooghouden
- zult hooghouden
- zal hooghouden
- zullen hooghouden
- zullen hooghouden
- zullen hooghouden
o.v.t.t.
- zou hooghouden
- zou hooghouden
- zou hooghouden
- zouden hooghouden
- zouden hooghouden
- zouden hooghouden
en verder
- is hooggehouden
- zijn hooggehouden
diversen
- houd hoog!
- houdt hoog!
- hooggehouden
- hooghoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hooghouden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hold up | overval | |
keep up | in goede staat houden; onderhoud | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hold up | hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden | afblazen; afgelasten; afzeggen; overrompelen; overvallen |
keep up | hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden | aanhouden; behouden; conserveren; continueren; doorgaan; doorzetten; in stand houden; instandhouden; onderhouden; standhouden; verdergaan; vervolgen; volharden; volhouden; voortgaan; voortzetten |