Summary
Dutch
Detailed Translations for inblazen from Dutch to English
inblazen:
-
inblazen (erin blazen)
-
inblazen (binnenblazen)
Conjugations for inblazen:
o.t.t.
- blaas in
- blaast in
- blaast in
- blazen in
- blazen in
- blazen in
o.v.t.
- blies in
- blies in
- blies in
- bliezen in
- bliezen in
- bliezen in
v.t.t.
- heb ingeblazen
- hebt ingeblazen
- heeft ingeblazen
- hebben ingeblazen
- hebben ingeblazen
- hebben ingeblazen
v.v.t.
- had ingeblazen
- had ingeblazen
- had ingeblazen
- hadden ingeblazen
- hadden ingeblazen
- hadden ingeblazen
o.t.t.t.
- zal inblazen
- zult inblazen
- zal inblazen
- zullen inblazen
- zullen inblazen
- zullen inblazen
o.v.t.t.
- zou inblazen
- zou inblazen
- zou inblazen
- zouden inblazen
- zouden inblazen
- zouden inblazen
en verder
- is ingeblazen
diversen
- blaas in!
- blaast in!
- ingeblazen
- inblazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inblazen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blow in | binnenblazen; inblazen | |
blow into | binnenblazen; erin blazen; inblazen | binnenwaaien |