Dutch
Detailed Translations for inburgeren from Dutch to English
inburgeren:
-
inburgeren (gewend raken)
Conjugations for inburgeren:
o.t.t.
- burger in
- burgert in
- burgert in
- burgeren in
- burgeren in
- burgeren in
o.v.t.
- burgerde in
- burgerde in
- burgerde in
- burgerden in
- burgerden in
- burgerden in
v.t.t.
- ben ingeburgerd
- bent ingeburgerd
- is ingeburgerd
- zijn ingeburgerd
- zijn ingeburgerd
- zijn ingeburgerd
v.v.t.
- was ingeburgerd
- was ingeburgerd
- was ingeburgerd
- waren ingeburgerd
- waren ingeburgerd
- waren ingeburgerd
o.t.t.t.
- zal inburgeren
- zult inburgeren
- zal inburgeren
- zullen inburgeren
- zullen inburgeren
- zullen inburgeren
o.v.t.t.
- zou inburgeren
- zou inburgeren
- zou inburgeren
- zouden inburgeren
- zouden inburgeren
- zouden inburgeren
diversen
- burger in!
- burgert in!
- ingeburgerd
- inburgerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inburgeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acclimatise | gewend raken; inburgeren | acclimatiseren; wennen |
acclimatize | gewend raken; inburgeren | acclimatiseren; wennen |
naturalise | gewend raken; inburgeren | naturaliseren |
naturalize | gewend raken; inburgeren | naturaliseren |
settle down | gewend raken; inburgeren | aanpassen; aarden; gaan zitten; gewendraken; plaatsnemen; wennen; zich neerzetten |
External Machine Translations: