Dutch
Detailed Translations for inzaai from Dutch to English
inzaaien:
Conjugations for inzaaien:
o.t.t.
- zaai in
- zaait in
- zaait in
- zaaien in
- zaaien in
- zaaien in
o.v.t.
- zaaide in
- zaaide in
- zaaide in
- zaaiden in
- zaaiden in
- zaaiden in
v.t.t.
- heb ingezaaid
- hebt ingezaaid
- heeft ingezaaid
- hebben ingezaaid
- hebben ingezaaid
- hebben ingezaaid
v.v.t.
- had ingezaaid
- had ingezaaid
- had ingezaaid
- hadden ingezaaid
- hadden ingezaaid
- hadden ingezaaid
o.t.t.t.
- zal inzaaien
- zult inzaaien
- zal inzaaien
- zullen inzaaien
- zullen inzaaien
- zullen inzaaien
o.v.t.t.
- zou inzaaien
- zou inzaaien
- zou inzaaien
- zouden inzaaien
- zouden inzaaien
- zouden inzaaien
en verder
- is ingezaaid
diversen
- zaai in!
- zaait in!
- ingezaaid
- inzaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inzaaien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sow | zeug; zeugen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sow | bezaaien; inzaaien; zaaien | rondstrooien; uitstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien |