Dutch

Detailed Translations for juister from Dutch to English

juist:

juist adj

  1. juist (correct; goed; precies)
  2. juist (daarnet; pas; net; zojuist; zonet)
    only
    – as recently as 1
    • only adj
      • I spoke to him only an hour ago1
  3. juist (kloppend; waar; precies; uitgerekend)
  4. juist (krek; precies; net)
  5. juist (precies; exact)
  6. juist (adequaat; passend; geschikt; gepast)
  7. juist (zoëven)

Translation Matrix for juist:

NounRelated TranslationsOther Translations
fit convulsie; driftbui; fit; kramp; pasvorm; samentrekking; stuip; stuiptrekking; woedeaanval
right gelijk; gerechtigheid; recht
VerbRelated TranslationsOther Translations
correct beteren; bijwerken; corrigeren; goedmaken; herstellen; herzien; rechtstrijken; rechtzetten; renoveren; repareren; verbeteren
even effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken
fit aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; bijpassen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
accurate correct; goed; juist; precies accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; secuur; stipt; trefzeker; voorzichtig; zorgvuldig
correct correct; goed; juist; precies akkoord; correct; in orde; juiste; keurig; mee eens; onberispelijk; onbesproken
effective adequaat; gepast; geschikt; juist; passend afdoend; beslissend; de moeite waard; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig; lonend; met een krachtige uitwerking; overtuigend
efficient adequaat; gepast; geschikt; juist; passend bekwaam; capabel; competent; de moeite waard; deskundig; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; geschikt; krachtig; lonend; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
exact juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar accuraat; afgepast; exact; gedetailleerd; haarfijn; haarscherp; met grote juistheid; minutieus; naaldscherp; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; ragfijn; secuur; zorgvuldig
fit adequaat; gepast; geschikt; juist; passend arbeidsgeschikt; bekwaam; blakend; capabel; competent; fit; geschikt; getraind; gezond; in staat te werken; valide
precise correct; goed; juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar accuraat; exact; gedetailleerd; haarfijn; met grote juistheid; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; stipt; streng; strikt; stringent; voorzichtig; zorgvuldig
proper adequaat; gepast; geschikt; juist; passend beschaafd; betamelijk; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gepast; gepaste; geschikte; keurig; manierlijk; netjes; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk
suitable adequaat; gepast; geschikt; juist; passend de moeite waard; gepast; geschikt; gevoeglijk; geëigend; lonend; passend; toepasbaar
- correct; goed; terecht
AdverbRelated TranslationsOther Translations
accurately exact; juist; precies accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; secuur; zorgvuldig
exactly exact; juist; krek; net; precies welbeschouwd; welgeteld
just now juist; zoëven net; nog maar pas; zojuist; zonet; zoëven
right rechtsaf; rechtsom
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a moment ago juist; zoëven zojuist; zonet; zoëven
even daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet effen; egaal; even; gelijk; geslepen; glad; plat; quitte; strak; van getal; vlak; vlakuit; zelfs
just daarnet; juist; krek; net; pas; precies; zojuist; zonet alleen maar; braaf; eenvoudigweg; eerlijk; enkel; kortweg; net; net aan; nog maar; nog maar pas; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; slechts; ternauwernood
one minute ago daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
only daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet alleen maar; doch; echter; enkel; maar; niettemin; nochtans; slechts
right correct; goed; juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar; zoëven akkoord; correct; eerlijk; fair; gepast; geschikt; geëigend; in orde; juiste; mee eens; passend; rechts
true juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar daadwerkelijk; eerlijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; open; oprecht; rechtschapen; waar; waarachtig; waarheidsgetrouw; werkelijk
truethfull juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar

Related Words for "juist":


Synonyms for "juist":


Antonyms for "juist":


Related Definitions for "juist":

  1. zoals het moet2
    • dit antwoord is juist2
  2. in tegenstelling tot wat je zou denken2
    • ik vind witlof niet vies, maar juist lekker2
  3. waar een goede reden voor is2
    • het is juist dat hij je straft, want je was ongehoorzaam2

Wiktionary Translations for juist:

juist
adjective
  1. zoals het moet, waar
juist
adverb
  1. nearly
  2. in a correct manner
adjective
  1. morally fair, righteous
  2. factually fair, correct
  3. free from error
  4. fit, suitable
  5. complying with justice, correct

Cross Translation:
FromToVia
juist exact; precise; accurate; correct; proper; right; on time; prompt; punctual; regular; timely exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
juist precise; accurate; exact; faithful; strict précis — Qui est entièrement déterminé, qui ne laisser place à aucune incertitude.
juist true; genuine; legitimate; real; right; correct; sound; valid vrai — Qui est conforme à la vérité, à ce qui est réellement.

External Machine Translations: