Dutch
Detailed Translations for kidnap from Dutch to English
kidnappen:
-
kidnappen (ontvoeren)
Conjugations for kidnappen:
o.t.t.
- kidnap
- kidnapt
- kidnapt
- kidnappen
- kidnappen
- kidnappen
o.v.t.
- kidnapte
- kidnapte
- kidnapte
- kidnapten
- kidnapten
- kidnapten
v.t.t.
- heb gekidnapt
- hebt gekidnapt
- heeft gekidnapt
- hebben gekidnapt
- hebben gekidnapt
- hebben gekidnapt
v.v.t.
- had gekidnapt
- had gekidnapt
- had gekidnapt
- hadden gekidnapt
- hadden gekidnapt
- hadden gekidnapt
o.t.t.t.
- zal kidnappen
- zult kidnappen
- zal kidnappen
- zullen kidnappen
- zullen kidnappen
- zullen kidnappen
o.v.t.t.
- zou kidnappen
- zou kidnappen
- zou kidnappen
- zouden kidnappen
- zouden kidnappen
- zouden kidnappen
en verder
- ben gekidnapt
- bent gekidnapt
- is gekidnapt
- zijn gekidnapt
- zijn gekidnapt
- zijn gekidnapt
diversen
- kidnap!
- kidnapt!
- gekidnapt
- kidnappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kidnappen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abduct | kidnappen; ontvoeren | schaken |
kidnap | kidnappen; ontvoeren | gijzelen |
- | ontvoeren |