Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. knechten:
  2. knecht:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knechten from Dutch to English

knechten:

knechten verb (knecht, knechtte, knechtten, geknecht)

  1. knechten
    subjugate; to enslave

Conjugations for knechten:

o.t.t.
  1. knecht
  2. knecht
  3. knecht
  4. knechten
  5. knechten
  6. knechten
o.v.t.
  1. knechtte
  2. knechtte
  3. knechtte
  4. knechtten
  5. knechtten
  6. knechtten
v.t.t.
  1. heb geknecht
  2. hebt geknecht
  3. heeft geknecht
  4. hebben geknecht
  5. hebben geknecht
  6. hebben geknecht
v.v.t.
  1. had geknecht
  2. had geknecht
  3. had geknecht
  4. hadden geknecht
  5. hadden geknecht
  6. hadden geknecht
o.t.t.t.
  1. zal knechten
  2. zult knechten
  3. zal knechten
  4. zullen knechten
  5. zullen knechten
  6. zullen knechten
o.v.t.t.
  1. zou knechten
  2. zou knechten
  3. zou knechten
  4. zouden knechten
  5. zouden knechten
  6. zouden knechten
en verder
  1. ben geknecht
  2. bent geknecht
  3. is geknecht
  4. zijn geknecht
  5. zijn geknecht
  6. zijn geknecht
diversen
  1. knecht!
  2. knecht!
  3. geknecht
  4. knechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

knechten [het ~] noun

  1. het knechten
    the subjugating

Translation Matrix for knechten:

NounRelated TranslationsOther Translations
subjugating knechten
VerbRelated TranslationsOther Translations
enslave knechten
subjugate knechten

Related Words for "knechten":


Wiktionary Translations for knechten:


Cross Translation:
FromToVia
knechten enslave asservirréduire une nation à la servitude.

knecht:

knecht [de ~ (m)] noun

  1. de knecht (dienstknecht; dienaar)
    the servant
  2. de knecht (hulpje)
    the valet; the assistant; the aid; the help
    the hand
    – physical assistance 1
    • hand [the ~] noun
      • give me a hand with the chores1
  3. de knecht (boerenknecht)
    the farm hand; the help
    the hand
    – a hired laborer on a farm or ranch 1
    • hand [the ~] noun
      • a ranch hand1

Translation Matrix for knecht:

NounRelated TranslationsOther Translations
aid hulpje; knecht assistentie; bijstand; dienstbetoon; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpverlenen; hulpverlening; ondersteuning; steun; support
assistant hulpje; knecht adjunct; assistent; assistente; helper; hulp; secondant
farm hand boerenknecht; knecht
hand boerenknecht; hulpje; knecht arbeider; arbeidskracht; hand; handdruk; handje; jat; klauw; klerk; knuist; medewerker; personeelslid; poot; werker; werkkracht; werkman; werknemer; wijzer
help boerenknecht; hulpje; knecht aanmoediging; aansporen; aansporing; assistentie; bijstand; dienstbetoon; handreiking; help; hulp; hulpbetoon; hulpmiddel; hulpverlening; medewerking; ondersteuning; online-Help; opwekking; redmiddel; ressource; steun; stimulans; support
servant bediende; dienaar; dienstknecht; knecht butler; dienares; dienstbode; dienstmeisje; herenknecht; huisbediende; huisjongen; kamerbediende; kamerdienaar; lakei; livreiknecht
valet hulpje; knecht assistent; butler; helper; herenknecht; huisknecht; hulp; kamerbediende; kamerdienaar; lakei; livreiknecht; secondant
VerbRelated TranslationsOther Translations
aid assisteren; bijspringen; bijstaan; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
hand aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; geven; overgeven; overhandigen; reiken; toesteken
help assisteren; avanceren; bijdragen; bijspringen; bijstaan; gerieven; handreiken; helpen; meehelpen; ondersteunen; promoten; seconderen; weldoen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
assistant adjunct; loco-
ModifierRelated TranslationsOther Translations
help help

Related Words for "knecht":


Wiktionary Translations for knecht:

knecht
noun
  1. domestic servant
  2. archaic: any male servant
  3. -

Cross Translation:
FromToVia
knecht servant; maid; attendant; man-servant; handmaid; handmaiden; maid-servant; servant-girl domestiquepersonnel d'intérieur assurant le service et les travaux ménagers.
knecht servant; attendant; man-servant serviteur — Celui qui est au service d’une personne ou d’une collectivité.