Dutch
Detailed Translations for koosde from Dutch to English
kozen:
-
kozen
Conjugations for kozen:
o.t.t.
- koos
- koost
- koost
- kozen
- kozen
- kozen
o.v.t.
- koosde
- koosde
- koosde
- koosden
- koosden
- koosden
v.t.t.
- heb gekoosd
- hebt gekoosd
- heeft gekoosd
- hebben gekoosd
- hebben gekoosd
- hebben gekoosd
v.v.t.
- had gekoosd
- had gekoosd
- had gekoosd
- hadden gekoosd
- hadden gekoosd
- hadden gekoosd
o.t.t.t.
- zal kozen
- zult kozen
- zal kozen
- zullen kozen
- zullen kozen
- zullen kozen
o.v.t.t.
- zou kozen
- zou kozen
- zou kozen
- zouden kozen
- zouden kozen
- zouden kozen
diversen
- koos!
- koost!
- gekoosd
- kozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kozen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
caress | aai; aaiing; aanhalen; aanhaling; gestreel; knuffel; liefkozing; streling; vleien | |
cuddle | aanhalen; aanhaling; liefkozing; streling | |
hug | aanhalen; aanhaling; knuffel; knuffelpartij; liefkozing; omarming; omhelzing; streling | |
pet | gezelschapsdier; huisdier; lievelings huisdier; lievelingsdier; scharreltje; troetel; troeteldier; vriendinnetje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
caress | kozen | aaien; beminnen; de liefde bedrijven; knuffelen; knuffen; liefkozen; minnekozen; minnen; strelen; vrijen |
chuck | kozen | sodemieteren |
cuddle | kozen | afpakken; aftroggelen; beminnen; bietsen; de liefde bedrijven; gappen; grissen; inpikken; knuffelen; liefkozen; minnekozen; minnen; omarmen; omhelzen; omstrengelen; ontfutselen; pikken; vrijen |
hug | kozen | knuffelen; knuffen; liefkozen; omarmen; omhelzen; omstrengelen |
pet | kozen | knuffen |