Dutch

Detailed Translations for kras from Dutch to English

kras:

kras [de ~] noun

  1. de kras (pennekras; haal)
    the streak; the shark; the crease; the pen line; the stroke of the pen
  2. de kras (schram; krab; krabwond)
    the scratch; the scrape; the graze; the grazing shot; the little scratch

Translation Matrix for kras:

NounRelated TranslationsOther Translations
crease haal; kras; pennekras ezelsoor; plooi; plooiing; vouw
graze krab; krabwond; kras; schram ontvellen; ontvelling; schaafwond; schampschot; schrammetje
grazing shot krab; krabwond; kras; schram schampschot
little scratch krab; krabwond; kras; schram schrammetje
pen line haal; kras; pennekras
scrape krab; krabwond; kras; schram schaafwond; schrammetje
scratch krab; krabwond; kras; schram lijn; schrammetje; schreef
shark haal; kras; pennekras haai
streak haal; kras; pennekras bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; flitslicht; karaktertrekje; schicht; trekje
stroke of the pen haal; kras; pennekras
VerbRelated TranslationsOther Translations
graze afgrazen; graseten; grazen; ontvellen; schampen; stropen; weiden
scrape afbikken; afkrabben; afschrappen; krassen; schrapen; schrappen; wegbikken; zich krabben
scratch afkrabben; bekrassen; graaien; grijpen; grissen; jatten; krassen; pikken; schrapen; schrappen; snaaien; wegkapen; zich krabben

Related Words for "kras":


Wiktionary Translations for kras:

kras
noun
  1. langrekte oppervlaktebeschadiging voorwerp veroorzaakt door het bewegen van een scherpe punt over een voorwerp
adjective
  1. krachtig
  2. opzienbarend
kras
adjective
  1. impressive

Cross Translation:
FromToVia
kras active; alert; brisk; keen; adroit; lively; sprightly; spirited; vigorous; perky; spry; in action; assets actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
kras lurid; acrid; acrimonious; poignant; waspish; acute; perky; vivacious; alert; brisk; adroit; sprightly; vigorous; spry; active vif — Qui est en vie.
kras vigilant vigilant — Qui veille avec attention.

krassen:

krassen verb (kras, krast, kraste, krasten, gekrast)

  1. krassen (zich krabben)
    to scratch; to scrape; to screech; to rasp; to grate; to claw; to paw
    • scratch verb (scratches, scratched, scratching)
    • scrape verb (scrapes, scraped, scraping)
    • screech verb (screeches, screeched, screeching)
    • rasp verb (rasps, rasped, rasping)
    • grate verb (grates, grated, grating)
    • claw verb (claws, clawed, clawing)
    • paw verb (paws, pawed, pawing)

Conjugations for krassen:

o.t.t.
  1. kras
  2. krast
  3. krast
  4. krassen
  5. krassen
  6. krassen
o.v.t.
  1. kraste
  2. kraste
  3. kraste
  4. krasten
  5. krasten
  6. krasten
v.t.t.
  1. heb gekrast
  2. hebt gekrast
  3. heeft gekrast
  4. hebben gekrast
  5. hebben gekrast
  6. hebben gekrast
v.v.t.
  1. had gekrast
  2. had gekrast
  3. had gekrast
  4. hadden gekrast
  5. hadden gekrast
  6. hadden gekrast
o.t.t.t.
  1. zal krassen
  2. zult krassen
  3. zal krassen
  4. zullen krassen
  5. zullen krassen
  6. zullen krassen
o.v.t.t.
  1. zou krassen
  2. zou krassen
  3. zou krassen
  4. zouden krassen
  5. zouden krassen
  6. zouden krassen
en verder
  1. ben gekrast
  2. bent gekrast
  3. is gekrast
  4. zijn gekrast
  5. zijn gekrast
  6. zijn gekrast
diversen
  1. kras!
  2. krast!
  3. gekrast
  4. krassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krassen [het ~] noun

  1. het krassen (gekras)
    the scratching; the scraping; the screeching

Translation Matrix for krassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
claw grijper; klauw; vangarm
grate raster; rastering; rasterwerk; rooster
paw hand; jat; klauw; knuist; poot; vinger
rasp rasp
scrape krab; krabwond; kras; schaafwond; schram; schrammetje
scraping gekras; krassen
scratch krab; krabwond; kras; lijn; schram; schrammetje; schreef
scratching gekras; krassen gekrab
screech gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
screeching gekras; krassen gekrab
VerbRelated TranslationsOther Translations
claw krassen; zich krabben
grate krassen; zich krabben afkrabben; knarsen; raspen; schaven; schrapen; schrappen; schuren; traliën
paw krassen; zich krabben
rasp krassen; zich krabben reutelen; rochelen
scrape krassen; zich krabben afbikken; afkrabben; afschrappen; schrapen; schrappen; wegbikken
scratch krassen; zich krabben afkrabben; bekrassen; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; schrapen; schrappen; snaaien; wegkapen
screech krassen; zich krabben afkrabben; gillen; krijsen; schrapen; schrappen; schreeuwen; uitgillen; uitkrijsen

Related Words for "krassen":


Wiktionary Translations for krassen:

krassen
verb
  1. To rub a surface with a sharp object

Cross Translation:
FromToVia
krassen caw; croak; squawk croasserpousser le cri particulier à son espèce, parler d’un corbeau.
krassen itch; scrape; scratch; squawk gratterracler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.
krassen creak; grate; grint; squeak grincerproduire un bruit aigre en serrer les dents les unes contre les autres sous l’action de l’agacement, de la douleur ou de la colère.