Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. legeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for legeer from Dutch to English

legeren:

legeren verb (legeer, legeert, legeerde, legeerden, gelegeerd)

  1. legeren
    to encamp
    • encamp verb (encamps, encamped, encamping)

Conjugations for legeren:

o.t.t.
  1. legeer
  2. legeert
  3. legeert
  4. legeren
  5. legeren
  6. legeren
o.v.t.
  1. legeerde
  2. legeerde
  3. legeerde
  4. legeerden
  5. legeerden
  6. legeerden
v.t.t.
  1. heb gelegeerd
  2. hebt gelegeerd
  3. heeft gelegeerd
  4. hebben gelegeerd
  5. hebben gelegeerd
  6. hebben gelegeerd
v.v.t.
  1. had gelegeerd
  2. had gelegeerd
  3. had gelegeerd
  4. hadden gelegeerd
  5. hadden gelegeerd
  6. hadden gelegeerd
o.t.t.t.
  1. zal legeren
  2. zult legeren
  3. zal legeren
  4. zullen legeren
  5. zullen legeren
  6. zullen legeren
o.v.t.t.
  1. zou legeren
  2. zou legeren
  3. zou legeren
  4. zouden legeren
  5. zouden legeren
  6. zouden legeren
en verder
  1. ben gelegeerd
  2. bent gelegeerd
  3. is gelegeerd
  4. zijn gelegeerd
  5. zijn gelegeerd
  6. zijn gelegeerd
diversen
  1. legeer!
  2. legeert!
  3. gelegeerd
  4. legerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for legeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
encamp legeren kamperen

Related Words for "legeren":


Wiktionary Translations for legeren:

legeren
verb
  1. mix or combine

Cross Translation:
FromToVia
legeren connect; join; interconnect; liaise; alloy allierunir par une entente, un pacte. Ce verbe est alors généralement pronominal.