Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. lekkers:


Dutch

Detailed Translations for lekkers from Dutch to English

lekkers:

lekkers [het ~] noun

  1. het lekkers (snoepgoed; snoepjes; zoetigheid)
    the confectionery; the sweets; the candy; the sweetmeats; the sweetie; the sweet
  2. het lekkers (versnapering; tussendoortje; zoetigheid)
    the snack

Translation Matrix for lekkers:

NounRelated TranslationsOther Translations
candy lekkers; snoepgoed; snoepjes; zoetigheid beminde; duifje; kandij; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoep; snoepgoed; snoes; suikergoed; suikerwerk
confectionery lekkers; snoepgoed; snoepjes; zoetigheid banketbakker; suikerbakkerij; suikergoed; suikerwerk
snack lekkers; tussendoortje; versnapering; zoetigheid delicatesse; hapje; lekkernij; snack; tussendoortje; versnapering
sweet lekkers; snoepgoed; snoepjes; zoetigheid beminde; dot; duifje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; schattig kind; scheetje; snoes
sweetie lekkers; snoepgoed; snoepjes; zoetigheid beminde; dot; duifje; hartekind; hartje; liefje; liefste; lieve; poepje; schat; schatje; schattebout; schattig kind; scheetje; snoes; troeteltje
sweetmeats lekkers; snoepgoed; snoepjes; zoetigheid
sweets lekkers; snoepgoed; snoepjes; zoetigheid suikergoed; suikerwerk
VerbRelated TranslationsOther Translations
candy konfijten; versuikeren; zoeten; zoetmaken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
sweet aanbiddelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; aimabel; allerliefst; begeerenswaardig; bekoorlijk; bemind; bevallig; charmant; dierbaar; dierbare; dottig; enig; geliefd; geliefde; lief; liefelijk; lieflijk; lieftallig; prettig; schattig; snoeperig; snoezig; toegenegen; verrukkelijk; vertederend; zoet; zoetsmakend